De vraag of het vermogen van de mens om zijn omgeving geordend waar te nemen, is aangeboren of door ervaring is aangeleerd, kan niet geheel eenduidig worden beantwoord. De waarnemingspsychologie splitst zich hier in meerdere, elkaar tegensprekende richtingen. Elk van deze richtingen kan een reeks bewijzen voor zijn model aanvoeren, maar geen van deze scholen is in staat om alle optredende fenomenen van het kijken plausibel te verklaren.
Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat de ruimtelijke organisatie van de waarneming is aangeboren: als zuigelingen of net geboren dieren op een glasplaat worden gezet die boven een trede ligt, dan mijden deze duidelijk het gebied boven de dieper liggende trede. Hier heeft dus een aangeboren visueel herkennen van diepte en het daarmee verband houdende gevaar voorrang op de informatie van de tastzin die een veilig, plat oppervlak overdraagt.